Hier vindt je de lastige woorden in het hoofdstuk en hun betekenissen, ook kan je vinden in welke paragraaf je deze woorden vindt. 

A.

Arm

De afstand van de kracht tot het draaipunt.

B.

C.

Constante snelheid

De snelheid veranderd niet, de snelhied blijft gelijk

Constante versnelling

Een constante nettokracht zorgt voor een constante versnelling. Je versnelt of vertraagd steeds met dezelfde nettokracht.

D.

Draaipunt

Het punt waar de draaiing plaatsvind.

E.

F.

G.

Gemiddelde snelheid

Dit is die je over een traject op verschillende punten hebt gemeten. Dan tel je die bij elkaar op en deel je het door het aantal keer gemeten en dan heb je de snelheid die je gemiddeld reed over het hele traject.

H.

Helling

De steilheid van een lijn.

Hefboom

Een hulpmiddel om een kracht te vergroten zodat je zwaardere dingen kunt optillen.

Hefboom wet

Als er evenwicht is tussen de krachten die op de armen werken, dan zijn de momenten gelijk.

I.

J.

K.

L.

Luchtweerstand

De kracht die in de lucht zit die tegenwerkt, als die er niet was zou elk voorwerp dat je naar beneden gooit alleen maar blijven versnellen.

M.

Moment

De maat voor het rotatie-effect van een kracht. 

N.

Nettokracht

De som van krachten die dezelfde kant op bewegen of het verschil van krachten die tegen elkaar werken.

Newtonmeter (Nm)

De eenheid van het moment

O.

Oppervlakte methode

Als je de gemiddelde snelheid van iets wilt berekenen is dit de methode die je gebruikt. Je verdeelt de snelheid-tijd-diagram in blokjes, daarna ga je kijken wat de blokjes betekenen en hoeveel het er zijn.

P.

Plaats-Tijd-Diagram

Een diagram waarvan je de plaats en tijd kan aflezen.

Q.

R.

Remvertraging

De remvertraging geeft aan hoeveel de snelheid per seconde afneemt.

Remtijd

De tijd die nodig is om tot stilstand te komen.

Remweg

De afstand die een voertuig aflegt tijdens het remmen

Remkracht

De kracht waarmee een voertuig remt, hoe harder de remkracht hoe korter de remweg.

S.

T.

U.

V.

Versnellen

Als de nettokracht hoger dan nul is en de kracht met je mee gaat versnel je. Je gaat steeds sneller.

Vertragen

Als je langzamer gaat vertraag je. Uiteindelijk sta je stil als je blijft vertragen.

Versnelling

Een verandering van snelheid

Veerkracht

Het vermogen om terug te springen naar de oorspronkelijke vorm door terug te veren.

W.

Wrijvingskracht

Kracht die je tegenwerkt door druk uit te oefenen.

Wisselwerking

Dat twee dingen op steeds elkaar reageren. 

X.

Y.